Natuurbescherming en Omgevingswet

Natuurbescherming en de Omgevingswet

De Omgevingswet heeft een breed geformuleerd maatschappelijk doel waarin ook natuurbescherming is opgenomen. Dat staat als volgt verwoord in artikel 1.3. Maatschappelijke doelen van de wet:
‘Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:
a.  bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, en
b.  doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.’

Hier is dus niet alleen de bescherming van het leefmilieu en de omgevingskwaliteit, maar ook de intrinsieke waarde van de natuur genoemd. De fysieke leefomgeving omvat onder meer bodem, water, lucht, landschap en natuur (art. 1.2, lid 2, Omgevingswet).
Onder gevolgen voor de fysieke leefomgeving vallen in ieder geval, maar niet uitsluitend, ‘gevolgen die kunnen voortvloeien uit:
a. het wijzigen van onderdelen van de fysieke leefomgeving of het gebruik daarvan,
b. het gebruik van natuurlijke hulpbronnen,
c. activiteiten waardoor emissies, hinder of risico’s worden veroorzaakt,
d. het nalaten van activiteiten.’ (Art. 1.2.)

De wet bevat dus doelen en kent een reikwijdte die het belang van de natuur erkennen.

Wat kun je hiermee als burgerinitiatief? #

Als burger kun je initiatiefnemers wijzen op de algemene en specifieke zorgplichten, soortenbescherming en gebiedsbescherming. Ook kun je het bevoegd gezag attenderen op mogelijke overtredingen hiervan. Hieronder volgt uitleg over de zorgplichten. Wanneer je van mening bent dat er bij een plan of project onvoldoende maatregelen worden genomen om schade aan beschermde gebieden (habitats) of soorten te voorkomen, dan kun je een handhavingsverzoek indienen bij de dienstdoende omgevingsdienst of provincie. Hier vind je een voorbeeld van zo’n handhavingsverzoek.

Zorgplicht #

Zoals we al zagen benoemt art. 1.3. de intrinsieke waarde van de natuur als een maatschappelijk doel dat beschermd moet worden. Ook is er een algemene zorgplicht vastgelegd in art. 1.6. Deze houdt in dat iedereen zorg draagt voor de fysieke leefomgeving. Uit art. 1.7 volgt dat alle maatregelen moeten worden genomen om schade te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Maar als je je aan de regels houdt, is er geen strijd met de zorgplicht (art. 1.8). Deze algemene zorgplicht is dus een abstracte bepaling die met de juiste argumentatie zou kunnen worden toegepast op allerlei situaties. Of hij uitvoerbaar of handhaafbaar is valt te bezien.
Wel zijn er in het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal) bijzondere zorgplichten beschreven voor Natura 2000-gebieden (art. 11.6), voor flora en fauna (11.27) en voor houtopstanden (11.111).

Soorten en gebieden #

In navolging van de Europese natuurregelgeving zijn er regels voor bescherming van gebieden (vaak aangeduid als habitat, dat wil zeggen leefgebied voor een dier- of plantensoort) en soorten (dieren en planten).

Gebiedsbescherming #

De gebiedsbescherming is geregeld in de Europese Vogelrichtlijn (1979; afgekort Vr) en Habitatrichtlijn (1992; afgekort Hr; beide zijn verschillende malen gewijzigd). Op grond van deze richtlijnen moeten speciale beschermingszones worden aangewezen en  in stand gehouden. Dat zijn de zgn. Natura 2000-gebieden (kortweg N2000-gebieden). Hiervoor moeten beheerplannen worden opgesteld en uitgevoerd.

Bij projecten geldt een voortoets: kan een project significante gevolgen voor een N2000-gebied hebben?
Daarbij moeten ook instandhoudings- en passende maatregelen in het oog worden gehouden (resp. 6 lid 1 en lid 2 Hr).
Indien significante gevolgen niet met zekerheid kunnen worden uitgesloten, moet een passende beoordeling worden gedaan en zekerheid worden gegeven dat de natuurlijke kenmerken niet worden aangetast. Daarbij moeten instandhoudings-, passende én mitigerende maatregelen worden genomen (6 lid 3 Hr).
Bij een nieuw project moet worden getoetst of er significante gevolgen zijn, terwijl bij een bestaand project toetsing moet plaatsvinden aan de referentiesituatie, waarbij de referentiedatum geldt in combinatie met natuurtoestemming, kleinste milieutoestemming en algemene regels. Dat wil zeggen dat gekeken wordt naar de situatie zoals die gold op het moment waarop met de activiteit werd gestart en de regels die toen van toepassing waren. (Dit is de afgelopen jaren vooral aan de orde geweest in een aantal zaken rond het uitrijden van mest.)
Lees meer over voortoets en passende beoordeling (ook wel aangeduid als natuurtoets).

Zorgplicht gebiedsbescherming #

Bij activiteiten in een N2000-gebied, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor o.a. de natuur, moet men:
• maatregelen nemen om die gevolgen te voorkomen;
• voor zover niet mogelijk: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan maken; en
• als dat niet kan: de activiteit achterwege laten.
In ieder geval is men verplicht om onderzoek te doen o.b.v. aanwijzingsbesluit en instandhoudingsdoelen, en is men verplicht tot het treffen van preventieve maatregelen.
(Besluit activiteiten leefomgeving, art.11.16, lid 1)

De rol van de provincies bij gebiedsbescherming #

De provincies hebben bepaalde taken voor het beschermen van de natuur. Deze zijn beschreven in het Besluit kwaliteit leefomgeving, Afdeling 7.3. (Instructieregels met het oog op natuurbescherming).

De provincies wijzen in hun omgevingsverordening de gebieden aan die behoren tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN)  (7.6 lid 1 Bkl) en stellen de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden vast (7.7 lid 1 Bkl). Ook bevat de provinciale omgevingsverordening instructieregels voor de gemeentelijke  omgevingsplannen, wanneer het gaat om het behoud van de kwaliteit en de oppervlakte van de gebieden van het NNN, de samenhang tussen deze gebieden en de compensatie van eventuele nadelige gevolgen van plannen en projecten binnen gebieden van het NNN (7.8 Bkl).

Soortenbescherming #

Soortenbescherming geldt overal en voor ieder individu van een beschermde soort. Het is dus van belang na te gaan of een soort op een van de lijsten staat, zoals hieronder beschreven.
De soortenbescherming is in de Omgevingswet beschreven (overgenomen uit de Wet natuurbescherming, voorheen de Flora- en faunawet en daarvoor de Natuurbeschermingswet 1998). Deze is weer gebaseerd op de Europese Habitatrichtlijn (Hr) en Vogelrichtlijn (Vr). Deze schrijven voor dat leefgebieden en specifieke soorten moeten worden beschermd. Ook zijn er een aantal verdragen over bescherming van soorten.

Voor activiteiten met mogelijke gevolgen voor van nature in het wild levende dieren of planten is er een vergunningplicht (deze staat beschreven in artikel 8.74 j, 8.74k en 8.74l van het Besluit kwaliteit leefomgeving, afgekort Bkl). Dit is een uitwerking van de Habitatrichtlijn, art. 6, lid 3, en van artt. 9 en 13 van de Vogelrichtlijn voor activiteiten in relatie tot vogelsoorten.

In de lijsten in het Besluit activiteiten leefomgeving (afgekort Bal) staan deze soorten benoemd:
• Alle inheemse vogelsoorten (11.37 lid 1 onder a) – met verwijzing naar art. 1 Vr, dat de richtlijn van toepassing verklaart op “alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten”.
• Strikt beschermde soorten (11. 46 lid 1 onder a) – met verwijzing naar bijlage IV onder a Hr; bijlage II Verdrag van Bern; en bijlage I verdrag van Bonn
• Voor overige soorten geldt een ander regime; je mag dan zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit verrichten (artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, Ow), maar daarbij zijn de volgende zaken verboden:

a. het opzettelijk doden of vangen van in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in bijlage IX, onder A van het Bal;
b. het opzettelijk beschadigen of vernielen van de vaste voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren als bedoeld onder a; en
c. het opzettelijk in hun natuurlijke verspreidingsgebied plukken en verzamelen, afsnijden, ontwortelen of vernielen van vaatplanten van de soorten, genoemd in bijlage IX, onder B van het Bal.

Specifieke zorgplicht voor soorten #

Omdat een activiteit onmiddellijk moet worden gestaakt wanneer beschermde soorten worden aangetroffen, moet vooraf worden nagegaan of deze soorten op de locatie voorkomen. Bij bouwplannen wordt daarom vooraf een onderzoek aangevraagd.
In verband met deze specifieke zorgplicht voor beschermde soorten is recent een rechtelijke uitspraak gedaan. Bij een uitbreiding van een vakantiepark trad de gemeente handhavend op omdat het zou gaan om verstoring van beschermde diersoorten en hun leefgebied, d.w.z. dat de specifieke zorgplicht in het geding was. De eigenaar van het park ging daarover in beroep en kreeg gelijk.

Direct beroep op de Habitatrichtlijn #

Omdat Nederland op sommige punten de Habitatrichtlijn onvoldoende heeft omgezet in nationale regels (bijvoorbeeld het ontbreken van de Goede staat van instandhouding als resultaatsverplichting, verschillende inperkingen en vrijstellingen van de vergunningplicht voor activiteiten die stikstof uitstoten, met name wanneer het gaat om Natura2000-gebieden, zoals aangegeven door Professor Kees Bastmeijer in zijn afscheidscollege), kan soms de Habitatrichtlijn zelf worden aangevoerd als grond voor bezwaar, beroep en handhavingsverzoek. Lees hier meer daarover.

Hoe nuttig vond je deze tekst?