Watervervuiling
Steeds meer water in Nederland is vervuild. Voor de waterkwaliteit is in het algemeen het waterschap het bevoegde gezag, behalve bij rijkswateren, daarvoor is Rijkswaterstaat bevoegd. Voor lozingen op het oppervlaktewater moeten vergunningen worden verleend door het waterschap of Rijkswaterstaat.
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) bevat verplichtingen die ook Nederland op zich heeft genomen. Voor aangewezen oppervlaktewaterlichamen geldt een achteruitgangsverbod en een verbeteringsgebod. Het achteruitgangsgebod betekent dat de toestand niet achteruit mag gaan. Het verbeteringsgebod houdt in dat de oppervlaktewaterlichamen uiterlijk 15 jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn in een ‘goede toestand’ moeten verkeren. De KRW verplicht ook tot de geleidelijke vermindering van verontreiniging van oppervlaktewaterlichamen door prioritaire stoffen. In het stuk over de Kaderrichtlijn Water leggen we dit verder uit.
Wat kan ik doen als ik denk dat het water wordt vervuild door lozingen? #
Om te beginnen moet je meetgegevens hebben om aan te tonen dat het water is vervuild. [uitwerken].
Vervolgens moet je deze vergelijken met de normen voor de betreffende stoffen. Dat is complex en er wordt nu gewerkt aan beter toegankelijke informatie.
Stel dat je dit allemaal al hebt gedaan, dan is de volgende stap na te gaan waar de vervuiling vandaan komt. Bij vervuiling in het water kun je spreken van emissies, maar gebruikelijker is de term ‘lozing’. Er zijn verschillende soorten lozingen.
Puntlozingen en diffuse lozingen #
Water kan worden vervuild door lozingen vanuit verschillende installaties of andere menselijke activiteiten.
Er is sprake van puntlozingen als er een pijp ergens uitkomt of op een andere manier een emissie een specifieke (lozings)locatie heeft. (Dan zijn er nog directe en indirecte lozingen. Directe lozingen zijn lozingen die rechtstreeks door het bedrijf op het oppervlaktewater worden geloosd. Een indirecte lozing is een lozing die niet direct op het oppervlaktewater uitkomt, maar wordt geloosd via een bedrijfsriolering of ander tussenliggend (zuiverings)werk van een derde.)
Als een lozing geen specifieke locatie heeft, spreken we van diffuse lozingen. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer er mest of pesticiden vanaf een weiland uitspoelen naar het oppervlaktewater. Wanneer het regent of wanneer er wordt gesproeid (irrigatie), dringt er water door in de bodem en neemt dan stoffen mee naar de sloot. Vandaar kunnen de stoffen weer in KRW-oppervlaktewaterlichamen, zoals rivieren, plassen, meren en dergelijke terecht komen.
Puntlozingen zijn alleen toegestaan binnen bepaalde normen en hiervoor is een vergunning benodigd.
Bij diffuse lozingen is dat niet mogelijk. De emissies moeten worden tegengegaan aan de bron. Dat kan een boer zijn, bijvoorbeeld wanneer deze pesticiden sproeit of mest uitrijdt; de boer moet dat op een zodanige manier doen dat de vervuilende stoffen niet in de sloot terechtkomen.
Vergunningplichtige activiteiten met gevolgen voor een KRW-waterlichaam #
Verlening van een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit moet verenigbaar zijn met het belang van het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen. Als een vergunningaanvraag onverenigbaar is met het genoemde belang, moet deze worden geweigerd. Ook moet bij de verlening rekening worden gehouden met de relevante waterprogramma’s, en dus getoetst worden aan de maatregelen.
In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan omgevingswaarden, ook voor water. Deze hangen samen met de verbeterdoelstellingen van de KRW. Een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit mag niet worden verleend wanneer daardoor de verbeterdoelstelling uit de KRW in gevaar wordt gebracht. (Met een aantal uitzonderingen: wanneer er sprake is van een grensoverschrijdende verontreinigingsbron, nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een KRW-oppervlaktewaterlichaam of wijzigingen in de stand van een grondwaterlichaam.) Een aanvraag moet ook worden geweigerd wanneer de activiteit leidt tot een overtreding van het achteruitgangsverbod.
Voor de overige wateren geldt dat de verantwoordelijke bestuursorganen – meestal waterschappen – zelf beleidsregels voor de kwaliteit ervan kunnen maken. Dat is dus per waterschap verschillend. Hier een voorbeeld van zo’n beleidsregel.
Wat kun je doen als burger? #
Wanneer er vergunning is verleend voor een puntlozing kun je nagaan of er goed is getoetst, en zonodig bezwaar maken als je denkt dat de activiteit tegen het achteruitgangsverbod ingaat of geen rekening houdt met het verbeteringsgebod. Dit moet je dan wel aannemelijk kunnen maken met eigen onderzoek.
Bij diffuse lozingen kun je het waterschap aanspreken op de uitoefening van de specifieke zorgplicht.
De specifieke zorgplicht en hoe je deze kunt gebruiken #
Waterschappen hebben in hun waterschapsverordening een eigen specifieke zorgplicht opgenomen en op grond van deze zorgplicht kunnen er in de meeste gevallen maatwerkvoorschriften worden vastgesteld. Omdat deze per waterschap verschillen, moet je zelf in de waterschapsverordening van het betreffende waterschap zoeken naar de juridische grondslag voor het vaststellen van maatwerkvoorschriften.
Hier een voorbeeld van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Hierin lees je op grond van welke bepalingen maatwerkvoorschriften vastgesteld kunnen worden. In dit specifieke geval kan dit ook op grond van de specifieke zorgplicht, namelijk artikel 2.3 van de Waterschapsverordening. Niet in elke waterschapsverordening wordt verwezen naar de specifieke zorgplicht als grondslag voor het vaststellen van maatwerkvoorschriften, dus dat moet echt per waterschap bekeken worden.
Wat kun je hiermee als belanghebbende? #
1) Je kunt een verzoek tot handhaving indienen, wanneer je meent dat er niet wordt voldaan aan de specifieke zorgplicht; of
2) Je kunt het bevoegd gezag (het waterschap) verzoeken om maatwerkvoorschriften of maatwerkregels op te stellen. Maatwerkvoorschriften voor een bepaalde activiteit kunnen een nadere detaillering, aanvulling of andere afwijking van een algemene regel inhouden, bijvoorbeeld scherpere normen vanwege speciale lokale omstandigheden.
Tegen maatwerkvoorschriften kun je in beroep, tegen maatwerkregels niet.
Bij een verzoek tot het vaststellen van maatwerkvoorschriften is het wel van belang dat je een concreet geval kunt aanwijzen, waarin het water de KRW-normen overschrijdt en een specifieke boer/fabriek/burger een aanzienlijke bijdrage levert aan deze vervuiling (helaas is dat niet heel eenvoudig).
3) Je kunt een initiatiefnemer aansprakelijk stellen bij de civiele rechter. Wanneer een handelen of nalaten van de initiatiefnemer onrechtmatig is jegens de specifieke zorgplicht en de belangen die hiermee behartigd worden, wordt er in strijd gehandeld met een wettelijke plicht.
Omdat dit nieuwe wettelijke mogelijkheden zijn, is er nog geen ervaring mee opgedaan. Het is daarom niet mogelijk om hier in deze kennisbank verder op in te gaan.
Ook is het belangrijk om op te merken dat maatwerk voor de aanpak van een algemeen probleem niet doeltreffend is. Het waterkwaliteitsprobleem speelt door heel Nederland en vraagt niet in alle gevallen om een lokale aanpak. Voor het bereiken van de doelstellingen uit de KRW in 2027 is het nodig dat ook de algemene regels en het beleid worden aangescherpt.